De wet gaat uit van een maximale alimentatietermijn voor partneralimentatie van 12 jaar. Artikel 1:160 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de alimentatieplicht tussentijds van rechtswege eindigt op het moment dat de ex-partner opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven met een ander ‘als waren zij gehuwd’.
Voor wat betreft huwelijk en geregistreerd partnerschap is het duidelijk wanneer de alimentatieplicht eindigt, want deze gebeurtenissen worden in de openbare registers ingeschreven en verdere discussie is dan niet aan de orde.
Wanneer sprake is van samenwoning, is echter voortdurend een punt van discussie gebleken. Om van samenwoning in de zin van dit artikel sprake te zijn moet worden voldaan aan de volgende criteria:
Als sprake is van een nieuwe liefde, zal dit zich vaak openbaren bij wederzijdse vrienden, kinderen of buurtgenoten. Als de relatie al enige maanden voortduurt, wordt ook al snel aan het criterium van duurzaamheid voldaan.
Wanneer is nu sprake van samenwoning? Samenwoning waarbij geen sprake is van een liefdesrelatie, zoals kamerverhuur of het samen huren van een woning door vrienden (van hetzelfde of het andere geslacht) kwalificeert dus niet als samenwoning als ware men gehuwd. Samen op één adres ingeschreven staan, wil dan ook niet zeggen dat sprake is van samenwoning. Het is echter wel een aanwijzing dat hiervan sprake zou kunnen zijn.
Dit criterium werd in het verleden vaak zo uitgelegd dat de samenwoners op één adres moesten samenleven. Daarmee was het vrijwel onmogelijk om een LAT relatie onder de samenwoning te scharen. Tegenwoordig wordt daar genuanceerder over gedacht. Als een LAT relatie zodanig vast is dat de gemeenschappelijke huishouding op twee adressen gevoerd wordt, dan kan toch aan dit criterium voldaan zijn. Het bewijs hiervan is echter moeilijk te leveren. De rechtspraak heeft echter ook uitgemaakt dat een LAT relatie waarbij meerdere nachten per week met elkaar werd doorgebracht geen gemeenschappelijke huishouding opleverde. De grens is dan ook lastig te vinden.
Partijen moeten bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, hetzij de partners moeten op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Daarvoor hoeft er geen gezamenlijke bankrekening te zijn. Een zekere taakverdeling bij het boodschappen doen, het verrichten van betalingen voor weekendjes weg, vakanties, het verstrekken van een auto of telefoon aan de ander etc. kan reeds wederzijdse verzorging opleveren.
De problemen beginnen voor de alimentatieplichtige op het moment dat de samenleving wordt ontkend. De alimentatieplichtige moet namelijk bij de rechter bewijzen dat sprake is van samenwoning omdat de eiser in een procedure de door hem gestelde feiten moet bewijzen. De alimentatiegerechtigde, die ontkent samen te wonen, zal er echter alles aan doen om dit te voorkomen. De alimentatieplichtige krijgt dan ook geen inzage in huishoudboekjes, financiën, schema’s e.d. Derhalve worden vorderingen tot beëindiging van de alimentatie vaak afgewezen omdat de voor samenwoning noodzakelijke criteria niet komen vast te staan.
Vaak rest dan ook niets anders dan een recherchebureau in te huren om te gaan posten bij de ex-echtgenoot en de nieuwe partner. Dit is een kostbare zaak, maar is vaak de enige manier om de samenwoning aannemelijk te maken. Hoeveel nachten per week brengt men met elkaar door? Wie betaalt de boodschappen? Hoe vaak gaat de nieuwe partner naar huis? Gaan ze samen uit? Het zijn feiten die allemaal relevant kunnen zijn.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch deed op 26 juni 2014 in de volgende zaak uitspraak:
De man is van mening dat zijn ex-vrouw sinds 2009 samenwoont. Dit baseert hij in eerste instantie op eigen waarneming. Hij post gedurende een aantal maanden bij het huis van de vrouw en constateert dat de auto of motor van de nieuwe vriend van zijn ex-vrouw regelmatig bij haar staat of haar auto bij hem. Hij legt dit vast en maakt foto’s. Vervolgens heeft hij een detectivebureau ingehuurd, die zijn constateringen bevestigde. Ook werd geconstateerd dat de nieuwe vriend een sleutel had van het huis van de vrouw, zij samen boodschappen deden en samen op vakantie gingen.
Het meest opmerkelijk aan deze zaak is echter dat de man in het bezit was gekomen van het waterverbruik van de woning van de nieuwe vriend. Daaruit bleek dat sprake was van een scherpe daling van het verbruik vanaf het moment dat de relatie duurzaam werd. Onder meer uit deze gegevens trok de rechtbank en daarna het hof de conclusie dat de vriend vaker bij de vrouw verbleef dan de vrouw en haar vriend hadden verklaard. Er is nog aangevoerd dat de vriend altijd bij de sportschool douchte, maar daar trapte de rechter niet in.
Het hof gaat nog in op het feit dat de nieuwe vriend een eigen huis heeft. Dat dit het geval is, staat volgens het hof niet in de weg aan het hebben van een relatie dat gelijkgesteld kan worden met samenwoning. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de nieuwe vriend gedurende de periode dat hij werd geobserveerd feitelijk geen vaste woon- en verblijf plaats in zijn eigen woning had, maar steeds bij de vrouw verbleef.
Zowel de rechtbank als het hof komen tot de conclusie dat sprake is van samenwoning en spreken uit dat de alimentatieplicht is beëindigd, zij het op andere data. De rechtbank ging nog uit van de eigen observaties van de man en stelde de samenwoning vast in 2009. Het hof stelt deze pas vast na het onderzoek van het recherchebureau in 2011.
De man had gevorderd dat de vrouw de door hem betaalde alimentatie vanaf 2009 aan hem moest terugbetalen. Hij had netjes tot 2013 (nadat de rechtbank uitspraak had gedaan) de alimentatie doorbetaald. Vanaf 2009 had hij circa € 65.000 aan alimentatie aan de vrouw voldaan, terwijl zij hier geen recht op had. Zowel rechtbank als hof hebben echter deze vordering afgewezen. Waarom? Omdat het hier gaat om een bijdrage in het levensonderhoud en de vrouw had gesteld de bijdrage te hebben opgesoupeerd. De man kon niets inbrengen om deze stelling van de vrouw te ontkrachten. Dit lijkt wrang, gezien het feit dat in beide instanties wordt vastgesteld dat de vrouw heeft gelogen over haar relatie. De rechtspraak is echter erg terughoudend in het toewijzen van terugbetaling van levensonderhoud.
Dat wil overigens niet zeggen dat de vordering altijd wordt afgewezen. Het gerechtshof Leeuwarden heeft bijvoorbeeld wel een terugbetalingsverplichting aangenomen in een zaak uit 2010.
De hierboven vermelde zaak illustreert hoe moeilijk het kan zijn om gelijk te halen wanneer de samenwoning wordt ontkend. De man heeft vijf jaar nodig gehad en veel kosten moeten maken - volgens de uitspraak € 13.000 aan advocaat- en proceskosten naast € 65.000 aan betaalde alimentatie - om de alimentatieverplichting te beëindigen.
Komt u tot de overtuiging dat uw ex-partner samenwoont met een nieuwe partner, dan is het advies om te beginnen met een aangetekende brief aan uw ex-partner waarin u aangeeft zonder tegenbericht de alimentatiebetaling te zullen beëindigen wegens samenwoning per de maand volgende op uw brief.
Ontkent uw ex-partner de samenwoning, dan moet u een dossier opbouwen, of liefst al hebben opgebouwd. Het inhuren van een erkend recherchebureau is hierbij vaak onontbeerlijk. Zoals de zaak hierboven illustreert, zijn eigen observaties niet doorslaggevend voor iedere rechter. Anderzijds kan ieder feitje weer bijdragen aan de overtuiging dat sprake is van samenwoning, zoals bijvoorbeeld inschrijving in het GBA, waterverbruik, getuigenverklaringen van buren etc.
Zo lang niet vast staat dat uw ex-partner samenwoont, loopt de alimentatieplicht door. Wij raden dan ook af om zomaar met betaling te stoppen, zonder de rechtbank ook te verzoeken om de alimentatieplicht als beëindigd te verklaren. Uw ex-partner heeft immers in de meeste gevallen een gerechtelijke uitspraak waarin de alimentatie is vastgelegd en dat kan worden geëxecuteerd ook tijdens een procedure. Dat kan betekenen dat er ineens loonbeslag ligt van het LBIO als u niet betaalt.
In veel gevallen kan in eerste instantie weliswaar ontkend worden dat sprake is van samenleving, maar als het aankomt op een procedure en het maken van juridische kosten kan de zaak toch anders komen te liggen. Het inschakelen van een advocaat kan derhalve de impasse doorbreken. Komt u er samen niet uit, dan kunnen onze ervaren familierecht advocaten u adviseren en bijstaan in een procedure. Wij kunnen ook adviseren wat u wel, maar ook niet, moet doen in deze situatie.
Voor meer informatie of vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Maria Bowmer.