Voor veel mensen is de hond niet alleen een huisdier, maar een familielid. De vraag is wat er met de hond gebeurt als een stel uit elkaar gaat. Wie mag de hond houden en is het mogelijk een omgangsregeling te treffen voor de partij waar de hond niet verblijft?
Hoewel de hond vaak als familielid wordt gezien, is de situatie niet te vergelijken met het omgangsrecht met kinderen. Juridisch gezien is een hond een zaak, net als de bank of televisie, en heeft een hond -in tegenstelling tot kinderen- geen eigen rechten.
Voor de vraag wat er met de hond moet gebeuren, is beslissend wie als eigenaar van de hond is aan te merken De eigenaar bepaalt waar de hond gaat wonen en wie omgang mag hebben met de hond.
Om te bepalen wie de eigenaar van het huisdier is, zijn de volgende criteria van belang:
Geen van de genoemde criteria is echter doorslaggevend. Dat zal afhangen van de individuele omstandigheden van het geval. Een hond kan bijvoorbeeld eigendom van beide partners zijn, hoewel de hond op naam van één van de partners staat geregistreerd en deze de hond heeft aangeschaft. De Rechtbank Amsterdam oordeelde dat dit mogelijk is indien de kosten voor de hond altijd ten laste van de gemeenschappelijke huishouding kwamen en partijen de hond als gemeenschappelijk eigendom hebben beschouwd. De rechtbank oordeelde dat beide partners mede-eigenaren waren.
Indien aan hand van de bovengenoemde criteria partijen mede-eigenaren zijn van de hond, dan beslist de rechter wie de nieuwe eigenaar is en of de partner die geen eigendom meer heeft over de hond wel recht heeft op omgang.
In principe bent u mede-eigenaar indien u getrouwd bent in algehele gemeenschap van goederen. U kunt ook mede-eigenaar zijn indien u dit met uw partner hebt afgesproken. Dit kan in de vorm van huwelijkse voorwaarden, een samenlevingsovereenkomst of enig ander contract. Mocht er niets contractueel geregeld zijn, dan beoordeelt de rechter de situatie door een belangenafweging te maken en kijkt de rechter zowel naar de belangen van partijen als het belang van de hond.
Een uitspraak van de Rechtbank Limburg van 15 mei 2013 laat deze belangenafweging goed zien. De hond was gezamenlijk eigendom van partijen. Na de echtscheiding is de vrouw met de hond bij haar ouders ingetrokken. Het ras in kwestie heeft veel ruimte en beweging nodig. De ouders van de vrouw hebben ruime ervaring met dit ras en zorgen goed voor hem. Daarnaast hebben de ouders de financiële middelen om ook in toekomst alle kosten te dragen. De man daarentegen woont in een klein appartement. Hier kan de hond niet worden ondergebracht. Daarnaast heeft de man niet de financiële middelen om de hond te verzorgen en verblijft de man regelmatig in detentie (!). De Rechtbank oordeelt dat bij toewijzing aan de man adequate opvang van de hond niet verzekerd is en het belang van de vrouw en de hond gezamenlijk zwaarder wegen dan het belang van de man. Om deze reden wordt de hond aan de vrouw toegewezen.
Als er op grond van de criteria sprake is van één eigenaar, dan kan de eigenaar alleen bepalen wat er met de hond gebeurt. De eigenaar van de hond kan en mag weigeren om aan een omgangsregeling mee te werken en medewerking is ook bij de rechter niet af te dwingen.
Ook als partijen mede-eigenaar zijn, kan echter een omgangsregeling niet worden afgedwongen. De rechter kan alleen tot “verdeling” van het gemeenschappelijke goed, de hond, overgaan. Een hond is uiteraard niet deelbaar, dus de rechter zal moeten beslissen bij wie de hond zal blijven en dat is dus een alles of niets oordeel.
Als u in een geschil verzeild raakt met uw (ex) partner over de vraag wat met de hond of andere huisdieren moet gebeuren, geven wij u graag advies. Wij hebben een ervaren team van familierecht advocaten die namens u actie kunnen ondernemen.
Voor vragen of meer informatie over dit artikel, kunt u contact opnemen met Selma Akitürkmen.